Moeders tweeling en moeilijkheden met de dochter

Moeders tweeling en moeilijkheden met de dochter.

De vader X van de dochter Z contacteerde mij dat er moeilijkheden waren met de dochter. Hij gaf aan dat het allicht om de relatie moeder Y en dochter Z ging.

Z wil niet naar school gaan en drie jaar terug sprak ze zelf van er niet meer te willen zijn.

In het voorgesprek met moeder Y en vader X nam ik heel veel hartenpijn waar en verdriet.

Ik vroeg aan Y hoe de zwangerschap was, die was gecompliceerd, details wil ik hier niet geven (gezichtsverlamming en meer).

De geboorte was eveneens gecompliceerd, water gebroken zonder weeën, geboorte ingeleid, de baby Z werd gehaald met een zuignap.

Daarna weggelegd gedurende 12 uur onder de lamp, gescheiden van A. Ik voelde zo aan dat die scheiding na de geboorte een handeling was die niet klopte. De baby moest bij de moeder.

Ik stelde voor mij eerst af te stemmen op Y, ik voelde een zwakte iets van opgeven, haar kracht vloeit weg. Dat nam ik ook waar in ons voorgesprek. Op bepaalde momenten vroeg ik haar enkele zinnen uitspreken die haar uit haar weerloosheid brachten en waarbij zij meer in haar kracht stond, meer in het nu. Ik liet haar in de loop van het gesprek meerdere zinnen uitspreken onder andere: ‘de zwangerschap en geboorte zijn zo gelopen zoals het is. Geen schuld, geen verschoning het was zwaar voor jou Z (baby) en mij.

Ik vroeg Y of zij boos mocht zijn. Boos zijn kende ze niet, toen legde ik uit dat het eerder om de vernietigingskracht ging, de kracht waarbij je volledig voor jezelf gaat staan, daar zit geen agressie bij, het is pure kracht die zegt: ‘niemand gaat ongezien zomaar aan mij voorbij’, ‘ik ben er helemaal.’

Daarna stemde ik mij af op X., In afstemming op hem voelde ik aan dat zijn aandacht ging naar zijn vrouw, ik nam waar hoeveel hij van haar houdt en sprak dit uit. En tegelijkertijd merkte ik hoe hij haar wil redden. Hem liet ik uitspreken naar Y: ‘Y, ik kan je niet redden.’ Zodat het ergens voelbaar werd en ruimte ontstond die verbindend werkt.

Toen ging ik Y representeren, ik draaide even rond mijn as en ging dicht bij Y staan, langzaam voelde ik aan dat ik haar niet representeerde maar een tweeling. Ik keek haar aan in de ogen en vroeg haar uit te spreken: ‘ik zie jou,’ en daarna, ‘je hoort bij mij.’ Ja ik was in de representatie even existentieel als Y en wij zijn samen één. Zo nam ik het waar en zo voelde zij het aan.

Wij hebben dit proces vervolgd en toen stapte ik uit de representatie en ging als dochter Z in de ruimte. Ik ging op afstand van de ouders met mijn gezicht weggedraaid van Y en X. Dat duurde een tijd. Dan langzaam kon ik mij naar Y en X wenden, ik vroeg Y nog eens uit te spreken naar mij als Z: ‘die (tweelingziel) hoort bij mij, helemaal bij mij, die (of hij, zij, aan Y de keuze) is voor mij de belangrijkste.’ Dat luchtte op voor Z, ik kon mijn ouders zien. Ik kon ze echt zien. En het was voor mij belangrijker dat ik hen kon zien en niet zozeer zij mij!

Ik liet Y. nog eens uitspreken tot haar tweelingziel (hij, zij) is de belangrijkste voor mij. Dat bracht Z vreugde, en ik zette enkele stappen dichterbij.

Ik vroeg Y het bodemanker (de tweelingziel) dicht bij haar te nemen, op haar hart.

Dat gaf Z het gevoel dat zij nu thuis kon komen een plaatsje in haar moeders schoot.

Hier zijn wij gestopt het maximum was bereikt.

Nadien appte X mij: ‘ik zag een enorm licht aura rond en achter jou toen je Z aan het representeren was.